Orgelprogrammering
[raw]
Over de orgels
[/raw]
Het Hoofdorgel
De vroegste gegevens melden dat reeds in 1426 in de voormalige parochiekerk een orgel aanwezig was dat bespeeld werd door de priester, Mr. Gerijt van der Meer. Hij genoot hiervoor in dat jaar een traktement van zeven ‘Beyersche guldens’ uit de stadskas. Ook namen de kerkmeesters zich voor in de jaren 1467 en 1468, dus in het nieuwe kerkgebouw, op Hemelvaartsdag orgelspel te doen plaatsvinden. De organist krijgt in dat jaar zeven ‘Wilhelmusschilden’ uitbetaald.
Een tweede, kleiner orgel (koororgel) in de nieuwe Laurenskerk was er reeds vóór 1532; van dit orgel is een afbeelding bewaard gebleven op het bekende schilderij van Anthonie de Lorme (1657). Dit orgel diende ter begeleiding van het koorgezang en bij feestelijke promoties van de leerlingen van der Latijnse school. Het stond op een galerij op dezelfde plaats als waar zich nu het Transeptorgel bevindt.
In het jaar 1641 viel het belangrijke besluit tot de bouw van een geheel nieuw instrument door Hans Goltfuss uit Antwerpen. Dit nieuwe hoofdorgel met vierenveertig stemmen, verdeeld over drie handklavieren en vrij pedaal, kwam in 1644 gereed en werd geroemd als een goed en krachtig werk.
Tot aan de vooravond van de Franse Revolutie deed dit instrument dienst, om dan te worden opgevolgd door het grote viermanuaals orgel, dat, vanaf de aanvang van de werkzaamheden in 1790 door Andr. Wolfers tot 1845, een grillige bouwgeschiedenis had. De roerige tijden (waardoor gebrek aan fondsen) en tegenspoed bij de bouw zorgden ervoor dat achtereenvolgens Heinemann, Freytag en Meeree het werk moesten voortzetten. Het was eerst in 1828 voltooid en werd reeds in 1845 door Bätz verbeterd en uitgebreid tot tweeënzeventig registers. Het heeft dienst gedaan tot aan de grote katastrofe van 14 mei 1940. De organisten van dit Laurensorgel waren: Jacob en Bartholomeüs Tours, Johannes Robbers, Samuel de Lange Sr., Marinus Hendrik van ’t Kruys, Hendrik de Vries en Jan Hermanus Besselaar Jr.
Het Transeptorgel
De drie fases van de herbouw van de kerk werden gemarkeerd door de bouw van een orgel in ieder van de gereedgekomen kerkruimten. Bij het voorlopig gebruik van het transept voor de zondagse eredienst werd gekozen voor een blijvend middelgroot instrument dat voldoende krachtig moest zijn voor de gemeentezang in het transept, en dat later als tweede instrument in kleinere diensten en voor een meer intiem concertrepertoire dienst zou kunnen doen. De prachtige kas van het voormalige orgel van de Bartholomeüskerk in Schoonhoven werd met recht aangewend als uitgangspunt voor het te bouwen orgel: de afmetingen kwamen grotendeels overeen met het door de Lorme afgebeelde koororgel. Met de fa. Marcussen & Son te Aabenraa, Denemarken werd een plan ontwikkeld om deze kas voor het gestelde doel in te richten. Men kwam door een zeer compacte opstelling tot een driemanuaals instrument. Een rugwerk werd aan de originele kas toegevoegd, en een nis achter het instrument uitgespaard voor de twaalf grootste pijpen van de Spitsgedekt 16′ van het Pedaal.
Het transeptorgel telt tweeëndertig registers verdeeld over Hoofwerk, Rugwerk, Borstwerk en Pedaal. Het kan worden beschouwd als het laatste werk, en tevens ‘chef-d’oeuvre’ van Sybrand Zachariassen, toenmalig leider van de fa. Marcussen & Son. Het instrument werd bekostigd uit een gift van de Duitse steden Hamburg, Bremen, Keulen, Düsseldorf en Duisburg op instigatie van Rotary West-Duitsland. Bij het gereedkomen van dit orgel schrijven we het jaar 1959.
Het Koorogel
Bij de beëindiging van de tweede fase rees als vanzelf de vraag naar een bescheiden instrument in de koorruimte, zo opgesteld dat muzikaal contact tijdens kleinere plechtigheden als avondmaalsvieringen, avondgebeden, huwelijksinzegeningen e.d. beter mogelijk zou zijn dan bij het transeptorgel het geval was. Het behoeft geen betoog dat zo’n instrument ook in het meer kamermuzikaal verband van begeleiding en continuospel onschatbare diensten kan bewijzen.
Ditmaal was er een antieke kas beschikbaar in de Chr. Gereformeerde Kerk van Bunschoten, oorspronkelijk afkomstig uit een Oud-Katholieke schuilkerk in Amsterdam, de passende behuizing van het overigens geheel nieuwe instrument. Het telt acht sprekende stemmen, het pedaal is aangehangen met een uitschakelbare pedaalkoppel en een tremulant. De firma Marcussen bouwde het orgel in 1966.
Bron (Rotterdam Orgelstad )
[raw]
Laurensorganist
[/raw]
Laurensorganist Hayo Boerema
Het orgel toegankelijk maken voor een breed publiek, dat is wat Hayo Boerema al twintig jaar inspireert als organist, docent en componist. Met zijn interpretaties zoekt hij naar contrasten en extremen in de composities van zowel gevestigde als hedendaagse componisten om daarmee de traditionele muziekliefhebber en de meer experimentele muziekliefhebber te boeien. Zijn repertoire reikt van Sweelinck, tot hedendaagse muziek met veel ruimte voor Bach, Messiaen en de Franse muziek uit de 20e eeuw. Hayo treed niet alleen op als solist, maar werkt ook regelmatig samen met koren en instrumentale ensembles. Ook wordt Hayo regelmatig gevraagd om opdrachtcomposities te schrijven. Een van zijn grotere composities zijn Messe Solennelle voor orgel, koor, slagwerk en solisten werd onlangs opgenomen op cd (zie shop). Naast zijn werk als uitvoerend musicus is Hayo ook verbonden als docent aan Codarts Conservatorium te Rotterdam en wordt hij regelmatig gevraag zitting te nemen in de jury van internationale orgelconcoursen.
[raw]
Orgels in concert
[/raw]